NPSH is een acroniem voor Net Positive Suction Head en wordt gebruikt om cavitatie te analyseren.
Deze waarde wordt in meter uitgedrukt. NPSH is een belangrijke parameter waar rekening mee gehouden moet worden bij dimensioneren van pompen. Wanneer de zuigdruk lager wordt dan de dampspanning vermeerderd met de NPSH dan begint de vloeistof te koken. Het eindresultaat is cavitatie: dampbelletjes ontstaan en hinderen het vloeistofdebiet.
Bovendien kan cavitatie zeer nadelig zijn voor de levensduur van een pomp. Een sterk caviterende centrifugaalpomp bijvoorbeeld kan op enkele uren binnenin volledig vernield zijn. Centrifugaalpompen zijn door hun constructie gevoelig aan NPSH. Terwijl positieve verdringingspompen minder gevoelig zijn
Cavitatie is het verschijnsel dat in een turbulent bewegende vloeistof de plaatselijke druk lager wordt dan de dampdruk van de vloeistof. Waar water bij atmosferische druk pas bij 100°C gasvormig wordt, treedt dit bij lagere druk, bij een lagere temperatuur op.


Cavitatie is het onvoldoende vullen van de pomp. Bij een onvoldoende toeloop naar de pomp zal de “NPSH beschikbaar” lager zijn dan de “NPSH benodigd”. Mogelijk oorzaken zijn onder andere:
* te hoog toerental * te kleine toeloopleiding
* te hoge dampdruk * te lage druk in het toeloopvat
Door bovengenoemde oorzaken zal de vloeistofstroom onvoldoende zijn om de pomp te vullen met als gevolg dat er dampbellen aan de zuigzijde de pomp instromen. Deze dampbellen worden gecomprimeerd en imploderen aan de perszijde. Deze implosies veroorzaken beschadiging aan de pompdelen. Dit zal de pomp uiteindelijk dusdanig beschadigen dat deze haar functie verliest.


Cavitatie bij pompen: De wet van Bernoulli verschaft ons meer inzicht: Als de interne druk daalt, moet de snelheid van de vloeistof stijgen. De natuurkundige limiet wordt uiteindelijk bepaald door de dampdruk van de vloeistof, die hoofdzakelijk zal afhangen van de temperatuur. Als de druk beneden deze dampdruk komt vormen er zich in ieder punt binnen de vloeistof dampbellen. De dampbellen worden door de vloeistof verplaatst naar een positie met lagere snelheid en dus een hogere druk. De implosie van deze dampbellen gaat gepaard met zeer grote krachten in een kort tijdsbestek, wat bovendien een zeer klein oppervlak bestrijkt. Het resultaat van deze krachten is dat het pomponderdeel telkens belast wordt met wisselende krachten, het geen kan leiden tot vermoeidheidsverschijnselen en breuken. Het vormen en uiteindelijk imploderen van dampbellen wordt cavitatie genoemd.